Joost Nuissl overleden
Zonder bespelers geen theater.
Zonder bespelers geen theater. Wist Joost. Als directeur was hij er voor ze. Altijd. Bijna twintig jaar lang. Hij zorgde voor meedenkende technici. Voor lachende ouvreuses. Voor perfecte kleedkamers. Hij schreef zelfs de teksten in het programmaboekje, vol zelfverzonnen woorden en prikkelende zinnen. Joost deed alles voor zijn artiesten. Had er iemand vanwege hoog oplopende zenuwen opeens behoefte aan een banaan, dan háálde hij die banaan. Voelde een cabaretier zich vlak voor de voorstelling een tikje onzeker, dan vertelde Joost zulke slechte grappen dat die gast dacht: dat kan ik sowieso beter. Joost leefde in, moedigde aan en stelde gerust. ‘Ons publiek is het liefste publiek van de wereld,’ zei hij dan. ‘En ze vinden jou ook leuk.’
Toen Joost Nuissl kwam, werd De Kleine Komedie in het voorbestaan bedreigd. Toen hij vertrok, waren we niet meer weg te denken. Hij heeft van de Komedie hét Amsterdamse cabarettheater gemaakt. Een Nederlandse kleinkunsttempel. Al vond hij dat zelf vooral de verdienste van de artiesten zelf. Die graag bij hem wilden komen optreden. Die hem op handen droegen. Omdat hij het begreep. Bij zijn afscheid heeft Joost ze genoemd. Allemaal. Niemand uitgezonderd. Want hij wist: zonder bespelers geen theater.
En Joost had ook oog voor zijn personeel. Er was altijd beweging op de werkvloer. Reuring in de tent. Koffie met de techniek. En een terugblik op de vorige avond. Om te weten hoe het gegaan was. En wat er beter kon. Om ervaringen te delen. En samen nieuwe dingen te bedenken. Altijd. Bijna twintig jaar lang.
Misschien was het wel omdat hij zelf artiest was. Op het podium had gestaan. Publiek had gehad. Hoe dan ook, Joost begreep het. Hij proefde de sfeer. Voelde de vibe. Herkende talent. Op de planken en achter de schermen. Joost Nuissl stuwde voort. Stimuleerde. Bespeelde. En zonder bespeler geen theater.
📸 Jan Dirk van der Burg
2006, afscheid Joost van De Kleine Komedie